U bent hier: Home / Educatieve master in de economie / Campus Leuven / Onderzoek naar vroegtijdig schoolverlaten

Onderzoek naar vroegtijdig schoolverlaten

Deze rapporten bespreken bewezen interventies om vroegtijdig schoolverlaten (vsv) te verminderen. Ze hebben vaak betrekking op Nederlands beleid, maar ook voor Vlaanderen zijn ze relevant. Alle rapporten zijn integraal terug te vinden op de website www.tierweb.nl

 

Gepubliceerd in peer-reviewed tijdschriften

 

De Witte, K., Nicaise, I., Lavrijsen, J., Van Landeghem, G., Lamote, C. and Van Damme, J. (2013). The impact of institutional context, education and labour market policies on early school leaving: a comparative analysis of EU countries. European Journal of Education 48 (3). 331-345. 

             Dit dossier beschrijft een comparatieve analyse van de determinanten van voortijdig schoolverlaten (vsv) op stelselniveau. We splitsen de vsv-percentages in twee delen: een ‘primair’ deel dat de ongekwalificeerde uitstroom meet uit initieel onderwijs, en een tweede deel dat het aantal vsv’ers telt in informele trainingsprogramma’s. Beide delen kunnen beïnvloed zijn door structurele en beleidskenmerken. We onderzoeken hoe het vsv-percentage correleert met macro-economische en sociale variabelen zoals BBP per capita, economische groei, armoede en jeugdwerkloosheid. Daarnaast bekijken we ook stelselkenmerken zoals de leerplichtige leeftijd,  zittenblijven, vroegtijdig groepering volgens selectie en de mate van beroepsonderwijs. Tot slot wordt ook de invloed van arbeidsmarkt en sociale bescherming onderzocht, zoals de invloed van het minimumloon en werkloosheidsuitkeringen.

 

De Witte, K., Cabus, S., Thyssen, G., Groot, W. and Maassen van den Brink, H. (2013). A Critical Review of the Literature on School Dropout. Educational Research Review 10 (1), 13-28.

Nederlandse samenvatting gepubliceerd als: Thyssen, G., K. De Witte, W. Groot, H. Maassen van den Brink (2010). De stereotypen van voortijdig schoolverlaten (The stereotypes of early school leaving). Impuls voor onderwijsbegeleiding 41 (3), 151-153.

             Dit dossier vat de groeiende literatuur naar voortijdig schoolverlaten (vsv) samen. Het verduidelijkt het probleem van vsv, en raakt de onderliggende problemen en methodologische tekortkomingen van eerder onderzoek aan. Het dossier bespreekt de niveaus, methoden en onderwerpen waarop vsv eerder is onderzocht, net als de voor- en nadelen van elk van deze facetten. Het toont aan dat vsv een complex probleem is waarbij er talrijke elementen met elkaar in interactie treden. Tot slot worden een aantal beleidsmaatregelen besproken.

 

De Witte, K. and M. Csillag (2013), Does anybody notice? On the impact of improved truancy reporting on school dropout. Education Economics. In Press.

Nederlandstalige samenvatting gepubliceerd als: De Witte, K. and M. Csillag (2011). De invloed van spijbelen op vroegtijdig schoolverlaten. (The influence of truancy on early school leaving). Tijdschrift voor Onderwijsrecht en Onderwijsbeleid 11-12 (2), 152-157

             In ontwikkelde landen zijn er talrijke maatregelen genomen om voortijdig schoolverlaten (vsv) te verminderen. Dit dossier onderzoekt eerst de relatie tussen vsv en schoolverzuim. Na controle voor geobserveerde en niet-geobserveerde leerlingkenmerken en peer effecten, stellen we vast dat schoolverzuim positief samenhangt met vsv. Een verzuimende leerling heeft 3.4 percentage punten hogere kans op vsv. Ten tweede gebruiken we in een quasi-experiment de start van verscherpte verzuimrapportage. Als leerlingen beter gemonitord worden op hun verzuim, kunnen scholen gemakkelijker nagaan welke leerlingen er een verhoogd vsv-risico lopen. De resultaten geven aan dat een verscherpte verzuimmonitoring in sommige scholen leidt tot een daling van vsv met 5 percentage punten.

 

De Witte, K. and Cabus, S. (2013), Dropout prevention measures in the Netherlands, an evaluation. Educational Review 65 (2), 155-176.

In dit paper hebben we de voorgenomen preventiemaatregelen zoals bepaald in de convenanten van 2007 geëvalueerd in relatie tot het verminderen van vsv. Deze convenanten bevatten in totaal 10 menu-items waarop RMCs in overleg met het OCW en de scholen kunnen inzetten. Deze menu-items zijn Zorg Advies Team, preventieproject overgang van vmbo naar mbo, mentoring en coaching, vraagombuiging, beroepenoriëntatie in het vmbo, stages, opvangklassen voor vsv’ers, meerdere instroommomenten in het mbo, verzuimbeleid, EVC (elders verworven competenties) en maatwerktrajecten. Hierbij werden de volgende preventiemaatregelen geassocieerd met het terugdringen van vsv: mentoring en coaching, EVC en maatwerktrajecten en beroepenoriëntatie in het vmbo. Dit zijn maatregelen die voornamelijk in het beroepsonderwijs (vmbo en mbo) van kracht zijn en dus in scholen voorkomen met een relatief hoog aandeel voortijdige schoolverlaters. De maatregel mentoring en coaching richt zich op het koppelen van een leerling aan een coach in het bedrijfsleven of een maatschappelijke organisatie. EVC en maatwerktrajecten zijn curatieve maatregelen en worden dus ingezet nadat een leerling de school voortijdig heeft verlaten. Deze maatregelen erkennen de kwetsbare positie van vsv’ers op de arbeidsmarkt. Het accrediteren van EVC en het reguleren van maatwerktrajecten bijvoorbeeld via school-werk contracten geven vsv’ers de kans om alsnog een startkwalificatie te behalen.

 

Cabus, S. and De Witte, K. (2012), Naming and shaming in a fair way. On disentangling the influence of policy in observed outcomes. Journal of Policy Modeling 34, 767-787. 

             We stellen in dit dossier een nieuwe rangschikking van de EU-12 landen voor die de prestaties van landen corrigeert voor de invloed van economische omstandigheden op vsv. Hierdoor is de nieuwe rangschikking in staat om onderwijsbeleid van economische invloeden te scheiden. Bij een toepassing van de gecorrigeerde rangschikking op de 12 Europese lidstaten, stellen we vast dat Portugal (+12,91 procent punt) en Spanje (+5,02 procent punt) geen succesvol onderwijsbeleid hebben gevoerd. Deze landen hebben vooral voordeel gehaald uit de economische invloeden die vsv hebben verminderd en worden dus als laatste gerangschikt. De rangschikking positioneert Luxemburg (-2,40 procent punt) en Nederland (-1,19 procent punt) aan de top van de EU-12 landen. Beide landen hebben dankzij hun onderwijsbeleid vsv succesvol verminderd over de periode 2000-2008. Verder stellen we vast dat preventieprogramma’s die gericht zijn op het verminderen van vsv in het beroepsonderwijs en op verbetering van de onderwijskwaliteit, er beter in slagen vsv te verminderen. Zij blijken in die zin de sleutelfactoren voor een succesvol preventiebeleid.

 

De Witte, K. and Van Klaveren, C. (2012), Comparing students by a matching analysis – on early school leaving in Dutch cities. Applied Economics 44 (28), 3679-3690.

             Als de regio’s grote verantwoordelijkheid krijgen in de uitvoering van beleidsmaatregelen, kan een centrale overheid de verschillen in uitkomsten gebruiken om na te gaan of een regio meer of minder effectief was dan andere regio’s. Als er hierbij gelijke prikkels geboden worden om de lokale beleidsmakers te motiveren, kunnen deze ook demotiverend werken als de onderliggende bevolkingskenmerken anders zijn. Dit dossier vergelijkt de uitkomsten op voortijdig schoolverlaten (vsv) tussen de vier grootste Nederlandse steden. Het toont aan dat het vergelijken van regionale verschillen in prestaties gevaarlijk kan zijn als de onderliggende bevolkingskenmerken niet in rekening worden gebracht.

 

De Witte, K. and Rogge, N. (2012), Dropout from secondary education: all's well that begins well. European Journal of Education 47 (4), 131-149. 

             Dit dossier maakt een onderscheid tussen het ‘individuele perspectief’ en het ‘institutionele perspectief’ van voortijdig schoolverlaten (vsv). Via multinominale logit modellen wordt voor het eerste aangetoond dat vooral de motivatie van de leerling en de mate van ouderbetrokkenheid cruciale voorspellers zijn van vsv. In het institutionele perspectief wordt de samenstelling van de brugklas onderzocht. Als leerlingen uit de brugklas verder gevolgd worden doorheen de tijd, zijn er klasgroepen waaruit later geen enkele leerling vsv’er wordt, terwijl er andere klassen zijn met hoge vsv-cijfers (tot 7 leerlingen per klas). Het eerste jaar van het voortgezet onderwijs is zo nog belangrijker dan de motivatie van leerlingen.

 

Cabus, S. and De Witte, K. (2011), Does School Time Matter? On the impact of compulsory education age on school dropout. Economics of Education Review 30, 1384-1398.

Herdrukt als: Cabus, S. and De Witte, K. (2013). Does School Time Matter? On the impact of compulsory education age on school dropout. Chapter 1 in De Groof, S. and Elchardus, M. (Eds)., Early School Leaving and Youth Unemployment. Lannoo Campus Publishers, Tielt. ISBN 978 94 014 0818 9, p. 19-44.

Nederlandse samenvatting gepubliceerd als: Cabus, S. and K. De Witte (2011). Invloed van leerplichtwet op voortijdig schoolverlaten (The influence of compulsory education on early school leaving). Economisch Statistische Berichten 96 (4606), 166-169.

In 2007 vond een belangrijke leerplicht wetswijziging plaats in het kader van Aanval op Schooluitval. De wetswijziging impliceert enerzijds een verhoging van de leerplicht van 17 tot 18 jaar en anderzijds de plicht tot het behalen van een startkwalificatie. Dit artikel gaat empirisch na of de kwalificatieplicht leidt tot minder voortijdig schoolverlaten.

 

 

Working papers

Cabus, S.J. and De Witte, K. (2014). Does Unauthorized School Absenteeism Accelerates the Dropout Decision? -- Evidence from a Bayesian Duration Model. TIER-Maastricht University working paper 14/06. 

We evalueren de invoering en registratie van ongeoorloofd verzuim en voortijdig schoolverlaten in BRON. Het onderzoek toont aan dat de registratie valide en betrouwbaar is voor leerplichtige jongeren. Verder toont het onderzoek ook aan dat verzuim de beslissing tot uitval aanzienlijk versneld. Spijbelaars hebben een tot drie keer hogere kans om de school voortijdig te verlaten nog voor het einde van de leerplicht is bereikt dan niet-spijbelaars.

 

Ong, C. and De Witte, K. (2013). The influence of ethnic segregation and school mobility in primary education on high school dropout – Evidence from regression discontinuity at a contextual tipping point. UNU-Merit Working Paper Series 2013-064. Pp. 35.

Dit dossier bespreekt de invloed van risicofactoren die vroeg in de onderwijscarrière van leerlingen plaats vinden. Ten eerste geeft het onderzoek aan dat leerlingen die in het primair onderwijs veelvuldig van school veranderen gemiddeld 2,6 keer hogere kans hebben op vsv, zelfs na controle voor leerling-, school- en buurtkenmerken. Dit suggereert dat intensief preventief beleid kan worden ingezet bij deze jongeren. Ten tweede blijkt uit het onderzoek dat er ook merkbare groepseffecten zijn bij vsv, zelfs in het primair onderwijs. Uit een regressie discontinuïteit blijkt dat leerlingen op een primaire onderwijsschool met meer dan 78% niet-westerse leerlingen, op latere leeftijd tot 8.4 keer meer kans op vsv hebben dan leerlingen in een school die over een etnische mix beschikt.

 

Cabus, S. and K. De Witte (2013). Why do students leave education early? Theory and evidence on high school dropout rates. TIER WP 13/01, pp. 24.

Het overheidsbudget dat vereist is om de doelstellingen rond vroegtijdig schoolverlaten (vsv) te behalen wordt voorspeld. Hiervoor ontwikkelen we een theoretisch model dat empirisch getoetst wordt. Het model stelt ons in staat om de daling van vsv in het verleden te verklaren, en voorspellingen te maken voor de toekomst. Het model geeft aan dat bij een bijzonder strikt vsv-beleid er 2,3% van de jongeren het onderwijs verlaten zonder diploma secundair onderwijs. Verder voorspellen resultaten dat 0,1% van het BBP aan vsv toegewezen moet worden om vsv in 2017 tot 2,3% terug te dringen.

 

Haelermans, C. and K. De Witte (2013). Does residential social mobility improve educational outcomes? Evidence from the Netherlands. TIER working paper series 13/14.

Dit dossier onderzoekt de invloed van residentiële mobiliteit op voortijdig schoolverlaten (vsv). Het onderzoekt of residentiële mobiliteit de beslissing van jongeren om uit te vallen beïnvloedt. Het combineert hiervoor een matching analyse met een eerste verschil methode zodat een goed vergelijkbare controlegroep gevonden wordt voor de leerlingen die verhuizen. Na controle voor leerling-, school-, wijk- en huiskenmerken blijkt dat residentiële mobiliteit de kans op vsv doet dalen in de eerste jaren na een verhuis. Na enkele jaren stijgt echter weer de kans op vsv.

 

De Witte, K., C. Van Klaveren and A. Smets (2011). Selective Migration in New Towns: Influence on Regional Accountability in Early School Leaving. TIER working paper series.

Dit dossier onderzoekt of ‘naming en shaming’ een effectieve methode is om regio’s en steden tot verantwoording te roepen als de onderliggende kenmerken van de bevolking verschillen. Via een iteratieve matching houden we rekening met geobserveerde verschillen in bevolking en regionale kenmerken. De resultaten laten zien dat ‘naming en shaming’ een gevaarlijke methode kan zijn om de verantwoording te laten stijgen: verschillen in vsv zijn tot op bepaalde hoogte gedreven door bevolkings- en regionalekenmerken. 

 

 

Nederlandse artikelen

Cabus, S. and K. De Witte (2014). Hoeveel kost aanval op de schooluitval? Voorspellingen over de kosten van het vsv-beleid. (The costs for reducing early school leaving – Projections on the costs of early school leaving policy.) Tijdschrift voor Onderwijsrecht- en Beleid. In press.

Dit dossier voorspelt het overheidsbudget dat vereist is om de doelstellingen rond vroegtijdig schoolverlaten (vsv) te behalen. Hiervoor ontwikkelen we een theoretisch model dat empirisch getoetst wordt. Het model stelt ons in staat om de daling van vsv in het verleden te verklaren, en voorspellingen te maken voor de toekomst. Het model geeft aan dat bij een bijzonder strikt vsv-beleid er 2,3% van de jongeren het onderwijs verlaten zonder diploma secundair onderwijs. Verder voorspellen resultaten dat 0,1% van het BBP aan vsv toegewezen moet worden om vsv in 2017 tot 2,3% terug te dringen.

 

Cabus, S. and K. De Witte (2011). Werkt een actief verzuimbeleid? (Is an active truancy policy effective?). Tijdschrift voor Onderwijsrecht en Onderwijsbeleid 11-12 (1), 36-45.

Sinds de Lissabon-doelstellingen staat de preventie van voortijdig schoolverlaten hoog op de Europese agenda. In Nederland heeft het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCW) in samenwerking met steden en regio’s diverse maatregelen getroffen om het aantal leerlingen dat de middelbare school zonder diploma verlaat, terug te dringen. Dit artikel evalueert het project ‘Bewust Aanwezig op School’. Dit project geeft verscherpte aandacht aan leerlingen die verzuimen (spijbelen) om zo het voortijdig schoolverlaten terug te dringen. In de literatuur wordt verzuim immers aangegeven als een goede voorspeller van voortijdig schoolverlaten. Bij dit project worden mentoren, leerkrachten en leerplichtconsulenten betrokken. Indien nodig krijgt de betrokken jongere professionele hulp in het kader van huisbezoeken. De resultaten tonen aan dat een actief verzuimbeleid inderdaad succesvol voortijdig schoolverlaten terugdringt met -2.33 procent punten. Daarnaast wordt ook aangetoond dat de baten van een actief verzuimbeleid de kosten ruimschoots overstijgen.

 

Cabus, S., K. De Witte, M. Csillag, W. Groot and H. Maassen van den Brink (2011). Voortijdig schoolverlaten: Beleidsevaluatie 2011 – Deel 2 Kwalificatieplicht – Verzuimbeleid. NICIS/TIER Universiteit Maastricht, pp. 23.

Deze beleidsevaluatie werd uitgevoerd door TIER-Universiteit Maastricht voor het NICIS Consortium ‘Voortijdig Schoolverlaten’. Het is de tweede rapportage voor de leden van het consortium. In het eerste deel van het onderzoek “Voortijdig Schoolverlaten, Beleidsevaluatie 2010” werd naast een aantal verkennende studies over de determinanten van voortijdig schoolverlaten als eerste stap het instrument “convenanten” geëvalueerd (De Witte et al., 2010).

 

De Witte, K., S. Cabus, G. Thyssen, W. Groot and H. Maassen van den Brink (2010). Voortijdig schoolverlaten: Beleidsevaluatie 2010 – Deel 1 Verkenningen (Early school leaving: Policy evaluation 2010). NICIS Institute.

De volgende vragen worden in deel 1 beantwoord: Welk soort maatregelen in de convenanten zijn veelbelovend als het gaat om effectiviteit en efficiëntie? En hoe verloopt het proces tussen maatregel en resultaat? Betekent een verschil in een grotere bestuurlijke aandacht dat voortijdig schooluitval effectiever wordt aangepakt?